Als een kind ernstig of langdurig ziekĀ wordt met eventuele bijhorende hospitalisaties, heeft dit een onmiddellijke en ingrijpende impact op de hele familie, waarbij ouders moeilijkheden ervaren om een goede balans te vinden tussen de zorg voor het zieke kind en de andere kinderen (Knecht, Hellmers, & Metzing, 2015).
De situatie heeft ook een grote impact op de broers en zussen (brussen) wiens leven van de ene op de andere dag kan veranderen. Ze krijgen doorgaans minder ouderlijke aandacht, voelen zich eenzamer (Nabors & Liddle, 2017), worden introverter en ervaren gevoelens van jaloezie, boosheid of verlatingsangst (Knecht et al., 2015).
Daarenboven moeten brussen vaak meer verantwoordelijkheid opnemen, autonomer worden en moeten ze aanvaarden dat andere familieleden, waaronder grootouders, een belangrijkere rol in hun leven opnemen (Van Schoors et al., 2019).
De positie van grootouders is de afgelopen decennia geĆ«volueerd van een sterk opvoedende en bepalende rol naar een positie waarbij āer zijn in geval van noodā het belangrijkste is geworden. Volgens de huidige ānon-interferenceā-rol moeten grootouders ervoor waken de relatie tussen hun kinderen en kleinkinderen niet te sterk te beĆÆnvloeden (Buchanan & Rotkirch, 2018).
De ouders bepalen mee op welke manier de relatie tussen grootouders en kleinkinderen wordt vormgegeven (Fingerman, 2004), ze zijn de gatekeepers van de relatie. Wanneer meer beroep wordt gedaan op de grootouders, kunnen de geldende normen onder druk komen te staan (Kuhn, Schalley, Potthoff, & Weaver, 2019). Grootouders zijn immers de belangrijkste ondersteuners van gezinnen met een ernstig of langdurig ziek kind, zowel praktisch als emotioneel en nemen op dergelijke momenten een grotere rol op in de opvoeding en de zorg voor brussen.
De rol van grootouders is belangrijk en tevens delicaat: ze moeten blijven toezien om de relatie tussen de ouders, het zieke kind en de brussen niet te verstoren (Kelada et al., 2019; Trute, Worthington, & Hiebert-Murphy, 2008; Van Schoors et al., 2017). Bij ernstige of langdurige ziekte van een kleinkind ervaren de grootouders een drievoudige bezorgdheid. Ze willen zowel zorgen voor het zieke kleinkind, als voor hun kinderen, nl. de bezorgde ouders van het kind, als voor de brussen (Ravindran & Rempel, 2010).
Uit eigen onderzoek blijkt ook dat grootouders en kleinkinderen elkaar in crisissituaties erg nodig hebben (Van Crombrugge, Timmers, & Van Puyenbroeck, 2020). Bovendien kunnen grootouders een grote rol spelen bij het tegemoetkomen aan de noden van brussen (Ranvindran en Rempel, 2010).
Een aandachtspunt hierbij is dat grootouders zich niet altijd erkend voelen voor de zorg die ze opnemen in crisissituaties (Kuhn et al., 2019; Moules, Laing, McCaffrey, Tapp, & Strother, 2012).
Ook in de gezondheidszorg voelen grootouders zich vaak onzichtbaar en verwachten ze meer erkenning van zorgverleners, zowel voor hun emoties als hun belangrijke, ondersteunde rol voor de familie (Moules et al., 2012).